kladderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kladderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɑdərə(n)/
Woordafbreking
  • klad·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kladderen
kladderde
gekladderd
zwak -d volledig

Werkwoord

kladderen

  1. overgankelijk slecht of onverzorgd schrijven
    • Ik kon niet lezen wat hij op dat papiertje had gekladderd. 
  1. inergatief nat- of vuilmaken door gemors of gesmeer
    • Het kind kladderde met enkele verfpotjes. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kladderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.