kleingeestig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klein·gees·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bekrompen’ voor het eerst aangetroffen in 1852 [1]
  • afleiding van klein en geest met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kleingeestigkleingeestigerkleingeestigst
verbogen kleingeestigekleingeestigerekleingeestigste
partitief kleingeestigskleingeestigers-

Bijvoeglijk naamwoord

kleingeestig

  1. iemand die niet verder kan en wil denken dan zijn neus lang is
    • Deze hoogopgeleide politicus was kleingeestiger dan je zou mogen verwachten van iemand die zich ook nog liberaal noemt. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kleingeestig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.