kladden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klad·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kladden
kladde
geklad
zwak -d volledig

Werkwoord

kladden

  1. inergatief knoeien, vlekken maken
    • Ik zit een beetje te kladden. 
Hyponiemen
  • afkladden, bekladden, neerkladden, opkladden, overkladden, verkladden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord - kladden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kladden mv

  1. bij de ~ nemen/grijpen/pakken/vatten vastgrijpen, aanpakken
    • De dief werd al snel bij de kladden gegrepen. 

Werkwoord

vervoeging van
kladden

kladden

  1. meervoud verleden tijd van kladden
    • Wij kladden. 
    • Jullie kladden. 
    • Zij kladden. 

Zelfstandig naamwoord

kladden mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klad

Gangbaarheid

  • Het woord kladden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.