bekladden
Nederlands
Woordafbreking
- be·klad·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekladden |
bekladde |
beklad |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bekladden [2]
- overgankelijk op lelijke wijze iets met verf, modder of graffiti bedekken
- Alle viaducten en muren waar je in de trein langsrijdt, zijn beklad door de spuitbussencultuur.
- overgankelijk, (figuurlijk) iemands goede naam schaden
- Hij werd beklad met allerlei verdraaiingen, halve waarheden en grove leugens.
Vertalingen
1. op lelijke wijze iets met verf, modder of graffiti bedekken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekladden |
bekladden
- meervoud verleden tijd van bekladden
- Wij bekladden.
- Jullie bekladden.
- Zij bekladden.
- Wij bekladden.
Gangbaarheid
- Het woord bekladden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bekladden' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.