keuterboer
Nederlands
Woordafbreking
- keu·ter·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van keuter ww en boer [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keuterboer | keuterboeren |
verkleinwoord | keuterboertje | keuterboertjes |
Zelfstandig naamwoord
keuterboer m
- (landbouw) (beroep) boer met een dusdanig eigen klein bedrijf dat hij alleen kan overleven met extra nevenverdiensten
Gangbaarheid
- Het woord keuterboer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'keuterboer' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.