keuter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keu·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleine boer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1420 [1]

Werkwoord

vervoeging van
keuteren

keuter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuteren
    • Ik keuter. 
  2. gebiedende wijs van keuteren
    • Keuter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuteren
    • Keuter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord keuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.