kerkstoel
Nederlands
![](../I/m/Waiting_for_service_-_panoramio.jpg)
Kerkstoelen in België
Woordafbreking
- kerk·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkstoel | kerkstoelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kerkstoel m [1]
- stoel in een kerk
- „Nu is het zover gekomen dat mijn kerk vol moslims zit.” (Barst uit in tranen). „Ik probeerde mezelf te troosten met de gedachte dat ik eindelijk nog eens een volle kerk had, maar toen ik bijna mijn nek brak over die honderden schoenen in het portaal en vervolgens met lede ogen moest toezien hoe die mannen de kerkstoelen buiten gooiden, brak er iets in mij.[2]
Gangbaarheid
- Het woord kerkstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerkstoel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.