kerkgebouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerkgebouw (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrk.χəˌbɑʊ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrk.ɣəˌbɔʊ̯/
Woordafbreking
- kerk·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk en gebouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkgebouw | kerkgebouwen |
verkleinwoord | kerkgebouwtje | kerkgebouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
kerkgebouw o
- (religie) een gebouw dat door een kerkelijke organisatie gebruikt wordt voor het houden van religieuze diensten
- Zijn interesse in de architectuur beperkt zich vooral tot kerkgebouwen.
Vertalingen
1. een bel naast de ingang van de sacristie die tijdens kerkdiensten geluid wordt
Gangbaarheid
- Het woord kerkgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.