kapok
Nederlands
Woordafbreking
- ka·pok
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘zaadpluis van kapokboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kapok | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kapok m [3]
- (plantkunde) zaadpluis van kapokboom dat werd gebruikt als vulmiddel voor kussens en matrassen
Verwante begrippen
- kapokboom, zijden katoen boom
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kapok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kapok' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
kapok
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.