kantoorgebouw
Nederlands
Woordafbreking
- kan·toor·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kantoor en gebouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kantoorgebouw | kantoorgebouwen |
verkleinwoord | kantoorgebouwtje | kantoorgebouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
kantoorgebouw o [1]
- een gebouw waarin één of meer organisaties hun kantoor hebben ondergebracht
- Een spijkerbroek die je huurt en teruggeeft aan de maker als je hem niet meer draagt. Een kantoorgebouw dat je uit elkaar kunt halen zodat je de materialen voor iets anders kunt gebruiken. Zomaar twee voorbeelden van de circulaire economie. [2]
Gangbaarheid
- Het woord kantoorgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Vertalingen
1. een gebouw waarin één of meer organisaties hun kantoor hebben ondergebracht
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Renate van der Zee 23 februari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.