juk
![](../I/m/COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Balinese_steendrager_tijdens_het_werk_TMnr_10005080.jpg)
Man met juk.
Nederlands
Woordafbreking
- juk
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘trektuig voor dieren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juk | jukken |
verkleinwoord | jukje | jukjes |
Zelfstandig naamwoord
juk o
- een houten pasvorm die op de schouders gedragen wordt en twee te dragen gewichten (emmers, manden) verbindt
- wat iemand wordt opgelegd als last
- (techniek) draag- of verbindingsconstructie
Hyponiemen
- ankerjuk, halsjuk, slavenjuk
Vertalingen
1. een houten pasvorm die op de schouders gedragen wordt en twee te dragen gewichten verbindt
Gangbaarheid
- Het woord juk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'juk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.