juffer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juf·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord juffer jufferen
juffers
verkleinwoord juffertje juffertjes

Zelfstandig naamwoord

juffer v [2]

  1. juffrouw
  2. (scheepvaart) blok met inkepingen en drie of vier gaten waar de talrepen door lopen
  3. (insecten) libelle, libel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
jufferen

juffer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jufferen
    • Ik juffer. 
  2. gebiedende wijs van jufferen
    • Juffer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jufferen
    • Juffer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord juffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.