jufferen
Nederlands
Woordafbreking
- juf·fe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jufferen |
jufferde |
gejufferd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
jufferen
- inergatief "juf" of "juffrouw" zeggen
- Vóor de pastorij veegde Traite zijn voeten af, jufferde tegen de meid en hield zijn schele oogen neêrgeslagen; [1]
- (jongerentaal) met de vinger in de lucht aandacht van de juf vragen
Gangbaarheid
- Het woord jufferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jufferen' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- blz 275 Van nu en straks, vol. 5 "Naar buiten" Stijn Streuvels 1901
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.