jufferen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juf·fe·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jufferen
jufferde
gejufferd
zwak -d volledig

Werkwoord

jufferen

  1. inergatief "juf" of "juffrouw" zeggen
    • Vóor de pastorij veegde Traite zijn voeten af, jufferde tegen de meid en hield zijn schele oogen neêrgeslagen; [1] 
  1. (jongerentaal) met de vinger in de lucht aandacht van de juf vragen

Zelfstandig naamwoord

jufferen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord juffer
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord jufferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
67 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. blz 275 Van nu en straks, vol. 5 "Naar buiten" Stijn Streuvels 1901
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.