jatten
Nederlands
Woordafbreking
- jat·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gappen’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- Herkomst: Bargoens, afkomstig van het Hebreeuwse יד (jad, 'hand') en het Jiddishe ידיים (jada-iem, 'handen') [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jatten |
jatte |
gejat |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
jatten
- overgankelijk (Jiddisch-Hebreeuws) iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen
- Het bleek dat zijn mobieltje gejat was door Ronald.
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
jatten mv
- Blijf met je jatten van mijn eten af!
Werkwoord
vervoeging van |
---|
jatten |
jatten
- meervoud verleden tijd van jatten
- Wij jatten.
- Jullie jatten.
- Zij jatten.
- Wij jatten.
Gangbaarheid
- Het woord jatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jatten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "jatten" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
-
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.