gappen
Nederlands
Woordafbreking
- gap·pen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘stelen’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gappen |
gapte |
gegapt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
gappen
- overgankelijk (Jiddisch-Hebreeuws) (informeel) iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen, stelen, pikken
- Het bleek dat zijn mobieltje gegapt was door Ronald.
Gangbaarheid
- Het woord gappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gappen' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "gappen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.