internist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·nist
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘arts voor inwendige ziekten’ voor het eerst aangetroffen in 1907 [1]
  • afgeleid van intern met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord internist internisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

internist m

  1. (beroep) (medisch) arts die gespecialiseerd is in inwendige ziekten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord internist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

internist

  1. internist m ; arts die gespecialiseerd is in inwendige ziekten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.