interest
Nederlands
Woordafbreking
- in·te·rest
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘procentuele vergoeding voor lening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1530 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interest | interesten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
interest m [3]
- (financieel) percentage vergoeding voor geleend geld of andere zaken
Hyponiemen
- nalatigheidinterest, nalatigheidsinterest, verwijlinterest
Afgeleide begrippen
- interestaftrek, interestbaten, interestlast, interestresultaat, interestvoet, verinteresten
Gangbaarheid
- Het woord interest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'interest' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Engels
Zelfstandig naamwoord
interest
- «They advance corporate interests.»
- Zij bevorderen de belangen van het bedrijfsleven.
- «They advance corporate interests.»
Hyponiemen
- [1] human interest
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.