integrator
Nederlands
Woordafbreking
- in·te·gra·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van integreren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | integrator | integratoren integrators |
verkleinwoord | integratortje | integratortjes |
Zelfstandig naamwoord
integrator m
- (elektronica) toestel die een integrerende actie uitvoert of een signaal integreert
- (wiskunde) systeem waarmee men bepaalde integralen kan berekenen
Hyponiemen
- netwerkintegrator, systeemintegrator
Gangbaarheid
- Het woord integrator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.