instantie
Nederlands
Woordafbreking
- in·stan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rechtsgang’ voor het eerst aangetroffen in 1472 [1]
- Ontleend aan het Franse instance of het Latijnse instantia (met het achtervoegsel -antie)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | instantie | instanties |
verkleinwoord | instantietje | instantietjes |
Zelfstandig naamwoord
instantie v
- (maatschappij) instelling [1]
- Dit is een instantie die zich met de ruimtelijke ordening bezighoudt.
- voorkomend geval (m.n. in de vaste combinatie in eerste ~)
- In eerste instantie werd er daarvan geen gewag gemaakt.
- (informatica) een object van een bepaalde klasse (elke van een reeks acties)
- We kunnen van een klasse een instantie maken. Deze instantie kunnen we opslaan in een variabele om deze later weer te gebruiken.[2]
Synoniemen
- Bet. [1]: instelling [2], institutie
Hyponiemen
[1]
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord instantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'instantie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.