insgelijks
Nederlands
Woordafbreking
- ins·ge·lijks
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: evenzo’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
- samenstelling van in en gelijk met het invoegsel -s- met het achtervoegsel -s [2]
Tussenwerpsel
insgelijks
- gewoonlijk na een wens of groet: hetzelfde
- Vrolijk kerstfeest! Insgelijks!
Gangbaarheid
- Het woord insgelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'insgelijks' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.