insgelijks

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ins·ge·lijks
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: evenzo’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
  • samenstelling van  in   en  gelijk   met het invoegsel -s- met het achtervoegsel -s [2]

Bijwoord

insgelijks

  1. eveneens, hetzelfde, evenzo
    • Ik wens je insgelijks een gezegend kerstfeest. 
Vertalingen

Tussenwerpsel

insgelijks

  1. gewoonlijk na een wens of groet: hetzelfde
    • Vrolijk kerstfeest! Insgelijks! 

Gangbaarheid

  • Het woord insgelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.