inferioriteit
Nederlands
Woordafbreking
- in·fe·ri·o·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘minderheid in rang’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afleiding van inferieur en met het achtervoegsel -iteit [2]
- afgeleid van het Franse infériorité (met het achtervoegsel -iteit) [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inferioriteit | inferioriteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
inferioriteit v [4]
- van mindere waarde of kwaliteit zijnde
- Er werden duizenden foto's gemaakt die, voorzien van racistische bijschriften, op grote schaal in drukwerk onder de Duitse bevolking werden verspreid. Zo probeerde de overheid de Duitsers te overtuigen van de inferioriteit van de volken waarmee Duitsland in oorlog was.[5]
- Ze zegt ook zelf dat het zinloos is om dingen te beweren over de superioriteit dan wel de inferioriteit van ‘de’ vrouw ten opzichte van ‘de’ man omdat hun nu eenmaal totaal verschillend zijn: ‘het is duidelijk dat de situatie van de man oneindig veel verkieslijker is, dat wil zeggen dat hij over veel concretere mogelijkheden beschikt om zijn vrijheid in de wereld te projecteren en uit te oefenen.’ [6]
- Het is veel vrolijker en verstandiger, zegt Rousseau, om een gevoel van eigenwaarde te hebben dat niet volledig afhangt van anderen. Niet wrokkig blijven hangen in de inferioriteit die je weerspiegeld ziet in de ogen van anderen, maar genoegen nemen met je zelf in al zijn beperktheid. [7]
- van een lagere rang zijnde
Synoniemen
- [1] minderwaardigheid
- [2] ondergeschiktheid
Gangbaarheid
- Het woord inferioriteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inferioriteit' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "inferioriteit" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- inferioriteit op website: Etymologiebank.nl
- Wiktionnaire
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Roodenburg, Linda Zie de mens 2014 ISBN 978-90-450-2752-4 pagina 135
- Marjoleine de Vos 16 februari 2016
- NRC Maxim Februari 23 september 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.