improvisatie
Nederlands
Woordafbreking
- im·pro·vi·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van improviseren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | improvisatie | improvisaties |
verkleinwoord | improvisatietje | improvisatietjes |
Zelfstandig naamwoord
improvisatie v
- ter plekke verzonnen versie van een muziekstuk, voorlezing, enz. dat niet van te voeren bedacht is
- Een improvisatie spelen.
- Moeiteloos liet ik me gaan in muzikale improvisaties. Wat een klank, wat een heerlijkheid gaf deze Bechstein ons. [1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. ter plekke verbeterde versie van een muziekstuk, voorlezing enz.
Gangbaarheid
- Het woord improvisatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'improvisatie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.