hulpvraag
Nederlands
Woordafbreking
- hulp·vraag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hulp zn en vraag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hulpvraag | hulpvragen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hulpvraag v/m
- het verzoek om hulp en ondersteuning dat door de hulp- of zorgbehoevende zelf gesteld wordt, dit in tegenstelling tot het zorgaanbod dat door de hulpverleners wordt aangeboden
- In het artikel Narcostaat compleet: Eén op negen misdaadgroepen aangepakt (Tel. 20/2) wordt aangegeven dat criminelen in Nederland vrij spel hebben, dat er een tekort is aan 2000 rechercheurs en dat politiek Den Haag uitkijkt naar het rapport: Noodkreet Recherche. Havo-scholier Mike Verheul vindt dat Justitie-minister Grapperhaus moet luisteren naar de hulpvraag van de rechercheurs.[1]
- De Nederlandse ambassade heeft contact met reisgenoten ter plaatste [sic!] en staat klaar om te helpen als er een hulpvraag komt, aldus een woordvoerster van het ministerie. Verder is ook de alarmcentrale ingeschakeld.[2]
- Timmer heeft de literatuur verrijkt met dit aandoenlijke hulpverleningsboek. Ik zal voortaan woorden als ‘hulpvraag’ en ‘plan van aanpak’ niet meer kunnen lezen zonder er meteen achteraan te denken: ‘Ach man, sodemieter op.’[3]
Gangbaarheid
- Het woord hulpvraag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hulpvraag' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.