huiver

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hui·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord huiver -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

huiver m [1]

  1. angst, twijfel
    • Mijn huiver is dat het antwoord incorrect is. 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
huiveren

huiver

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiveren
    • Ik huiver. 
  2. gebiedende wijs van huiveren
    • Huiver! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiveren
    • Huiver je? 

Gangbaarheid

  • Het woord huiver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.