houweel
Nederlands
Woordafbreking
- hou·weel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘werktuig, bik’ voor het eerst aangetroffen in 1296 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houweel | houwelen |
verkleinwoord | houweeltje | houweeltjes |
Zelfstandig naamwoord
houweel o [3]
- (gereedschap) een metalen werktuig voor hakken in steen of aarde met een beitelvormig uiteinde en een puntvormig uiteinde
- - Eerder had ik me al afgevraagd wat het embleem betekent dat in de gevel van het huis gebeiteld is, hamer en houweel met gekruiste stelen, anno 1908. Ik zoek rond, op de elektriciteitskast tussen de struiken staat: TEUTONIA. [4]
- - Op het Rode Plein ben ik niet geweest. Lenin heb ik niet gezien. Ik werk alleen maar! Met schop, houweel en kruiwagen. Ik druip de hele dag, als een watermeloen.[5]
- (gereedschap) bijl waarmee men bomen kan omhakken
Vertalingen
1.(gereedschap) een metalen werktuig voor hakken in steen of aarde met een beitelvormig uiteinde en een puntvormig uiteinde
Gangbaarheid
- Het woord houweel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'houweel' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "houweel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- houweel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Bok, Pauline de De Jaagster 2014 ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 17
- Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna 2015 Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat 2015 ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 399
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.