hotelmanager
Nederlands
Woordafbreking
- ho·tel·ma·na·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hotel en manager
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelmanager | hotelmanagers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hotelmanager m
- (beroep) directeur, leidinggevende, beheerder van een hotel
- Alleen de Arabieren blijven komen, constateert de hotelmanager. „Die leven altijd in chaos, zij zijn het gewend. Europeanen zijn niet gewend aan bommen. Daarom zijn ze bang en ze hebben gelijk.” [1]
Gangbaarheid
- Het woord hotelmanager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hotelmanager' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Marloes de Koning Mark Duursma 30 juni 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.