hoteleigenaar
Nederlands
Woordafbreking
- ho·tel·ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hotel en eigenaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoteleigenaar | hoteleigenaren |
verkleinwoord | hoteleigenaartje | hoteleigenaartjes |
Zelfstandig naamwoord
hoteleigenaar m
- De hoteleigenaar vond het fijn om goed voor zijn gasten te zorgen.
Gangbaarheid
- Het woord hoteleigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.