horoscoop
Nederlands
Woordafbreking
- ho·ro·scoop
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘punt van ecliptica tijdens geboorte-uur, waaruit de toekomst blijkt’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
- afgeleid van het Griekse hṓrā (tijdstip, seizoen) met het achtervoegsel -scoop [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | horoscoop | horoscopen |
verkleinwoord | horoscoopje | horoscoopjes |
Zelfstandig naamwoord
horoscoop m
- een astrologische voorstelling van het hemelgewelf, gezien vanuit een specifieke plaats op aarde op een welbepaald moment
- Het maken van een horoscoop is belangrijk in de sterrewichelarij (astrologie). Men gebruikt de term ook wel voor de voorspellingen die worden gemaakt op basis van de horoscoop.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord horoscoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'horoscoop' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.