hondenlul
Nederlands
Woordafbreking
- hon·den·lul
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hond en lul met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hondenlul | hondenlullen |
verkleinwoord | hondenlulletje | hondenlulletjes |
Zelfstandig naamwoord
hondenlul m
- de penis van een hond
- (scheldwoord) scheldwoord, in het bijzonder voor voetbalscheidsrechters
- nadat een voetballer (op 7 december 1969) een scheidsrechter hondenlul had genoemd, was de kreet 'hi ha hondenlul' tientallen jaren zeer geliefd onder voetbalsupporters [1]
Gangbaarheid
- Het woord hondenlul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hondenlul' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.