hoede
Nederlands
Woordafbreking
- hoe·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bewaking, waakzaamheid’ voor het eerst aangetroffen in 1253 [1]
- van Middelnederlands hoede; naamwoord van handeling van hoeden [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoede | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
hoede v / m
- waakzaamheid
- bewaking, bescherming, bewaring, zorg
Afgeleide begrippen
- [2] achterhoede, voorhoede
- [2] hoederecht
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] op <mijn, je, zijn, haar, hun> hoede zijn
- waakzaam zijn
- [2] onder <mijn, je, zijn, haar, hun> hoede nemen
- zorg voor iets of iemand op zich nemen
Gangbaarheid
- Het woord hoede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoede' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- van Oudnederlands huoda; naamwoord van handeling van hoeden [1][2]
Zelfstandig naamwoord
hoede v / m
- voorzichtigheid, behoedzaamheid
- bewaking, bescherming, zorg
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.