hiërarchie
Nederlands
Woordafbreking
- hi·e·rar·chie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘rangorde’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van het Griekse 'hieros' (heilig) met het achtervoegsel -archie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hiërarchie | hiërarchieën |
verkleinwoord | hiërarchietje | hiërarchietjes |
Zelfstandig naamwoord
hiërarchie v
- rangorde (van waardigheidsbekleders)
- indeling in volgorde van belangrijkheid
- een hiërarchie kan worden weergegeven met een structuur die lijkt op een boomstructuur
- Die overdreven voorliefde voor het gezag had ze van haar vader, adjunct van het plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Posterijen, die de hiërarchie binnen zijn ministerie zag als een metafoor voor het universum. [3]
Vertalingen
1. rangorde
Gangbaarheid
- Het woord hiërarchie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hiërarchie' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "hiërarchie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- hiërarchie op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.