hekel

[1]: Een hekel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • he·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vlaskam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
  • In de betekenis van ‘afkeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hekel hekels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hekel m

  1. (gereedschap) een werktuig gebruikt bij het verwerken van hennep of vlas [2]
    • Hij haalde de bundel hennepvezels over de hekel. 
  1. een sterke afkeer van iets [3]
    • Hij had een enorme hekel aan de herrie van zijn buren. 
    • Albert kon haar wel duizend keer uitleggen dat dat er niets mee te maken had, zijn moeder was niet van het soort dat zomaar van mening veranderde, zij vond altijd weer andere voorbeelden en redenen, en had er een hekel aan ongelijk te hebben; ook in haar brieven kwam ze nog steeds terug op dingen van jaren geleden, het was doodvermoeiend. [4] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand over de hekel halen.
scherpe kritiek hebben over iemand, (achter de rug) kwaadspreken over iemand
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
hekelen

hekel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hekelen
    • Ik hekel. 
  2. gebiedende wijs van hekelen
    • Hekel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hekelen
    • Hekel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.