antipathie
Nederlands
Woordafbreking
- an·ti·pa·thie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afkeer jegens iemand’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1]
- met het voorvoegsel anti- met het achtervoegsel -pathie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antipathie | antipathieën |
verkleinwoord | antipathietje | antipathietjes |
Zelfstandig naamwoord
antipathie v
- negatieve gevoelens die men tegen iemand koestert
- Hij had een antipathie tegen de lawaaierige kinderen.
Vertalingen
1. negatieve gevoelens die men tegen iemand koestert
Gangbaarheid
- Het woord antipathie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'antipathie' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.