heilssoldaat
Nederlands
![](../I/m/Armee-de-salut-Negative0-06-4A(1).jpg)
heilssoldaten zingen liederen, collecteren rond Kerstmis op straat
Woordafbreking
- heils·sol·daat
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van heil en soldaat met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heilssoldaat | heilssoldaten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
heilssoldaat m [1]
- (religie) belijdend lid van het kerkgenootschap Leger des Heils
- Aanvankelijk waren de heilssoldaten vooral op straat actief. Ze trokken langs cafés en speelden muziek op pleinen in de hoop nieuwe mensen te overtuigen van hun boodschap. Andere initiatieven lieten niet lang op zich wachten. Kledingafhaalpunten, de soepbus, opvanghuizen en werkprojecten volgden.[2]
- Mevrouw Dekker werkte er zelf ook twintig jaar als heilssoldaat. 'Bij het Leger hoef je je nooit te vervelen', grapt ze. Maar al snel is duidelijk dat ze het moeilijk heeft. Vooral in deze tijd van het jaar.[3]
Gangbaarheid
- Het woord heilssoldaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 4 mei 2017
- Volkskrant MEIKE BERGWERFF 14 december 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.