heiden

Nederlands

Uitspraak

Geluid: heiden (hulp, bestand)

Woordafbreking

hei·den

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘ongelovige’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
[2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	heiden	heidenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

heiden m

mensen die geen jood of christen zijn
(verouderd) zigeuner

Verwante begrippen

niet-gelovige, afvallige

Vertalingen

1. mensen die geen jood of christen zijn

Duits: Heide ^(de) m
Engels: heathen ^(en), pagan ^(en)
Italiaans: pagano ^(it) m

Papiamento: pagano
Russisch: язычник ^(ru) m
Spaans: pagano ^(es) m

Zelfstandig naamwoord

heiden mv

meervoud van het zelfstandig naamwoord hei
meervoud van het zelfstandig naamwoord heide

Synoniemen

heides

Werkwoord

vervoeging van
heien

heiden

meervoud verleden tijd van heien
- Wij heiden.
- Jullie heiden.
- Zij heiden.

Gangbaarheid

Het woord heiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heiden' herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.