hardhout

Nederlands

het verschil in structuur van hardhout (boven) en naaldhout (onder)
Uitspraak
Woordafbreking
  • hard·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hardhout
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hardhout o [2]

  1. hout afkomstig van loofbomen dat meestal (maar niet altijd!) duurzamer en harder is dan hout van naaldbomen
  2. hout van hoge kwaliteit meestal afkomstig van bomen uit tropische bossen
    • Twee oudere, breedgebouwde volkstuinders die zich verhuurden als klusser braken de oude muren af tot er alleen een geraamte van staanders resteerde. Dit skelet werd opnieuw betimmerd met tropisch hardhout (ze spraken van rabathout, omdat de planken voorzien waren van bepaalde groeven en geschulpte randen).[3] 
    • De cajon is een prachtig instrument: een drumkit in één kistje: bass, snare en toms, en daarnaast kun je er ook fantastisch op slappen. Mijn ervaring is dat melodische muzikanten nauwelijks besef hebben van ritme, laat staan van de verschillende ritme-instrumenten die er bestaan. De udu is van aardewerk en ook de tabla, maar een djembé heeft een konische ketel van (uiteraard) Afrikaans hardhout. [4]  
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord hardhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. hardhout op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Valens, Anton Het compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 69
  4. Volkskrant vrijdag 13 november 2015 Els Doeland, Naarden
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.