hanenveer
Nederlands
Woordafbreking
- ha·nen·veer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haan zn en veer zn met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hanenveer | hanenveren |
verkleinwoord | hanenveertje | hanenveertjes |
Zelfstandig naamwoord
hanenveer v/m [2]
- een van de kleurige veren van de staart van een haan
- De grote Ryszard Kapuscinski legt in een van zijn boeken uit dat de wereld waaruit deze mannen en vrouwen afkomstig zijn een karige wereld is, zozeer gespeend van materiële luxe dat aan dingen een betekenis wordt toegekend die hun materiële betekenis te boven gaat: een hanenveer kan een lantaarn worden die in de duisternis het pad verlicht, een druppel olie kan een schild worden dat kogels afweert. Het is metafysica in haar hoogste verschijningsvorm, gewrocht door de wil van de mens om deze simpele voorwerpen te zalven, te wijden en te verheffen. [3]
- Een korset van leer en staal combineert hij met een wollen mantelpakje, of hij tuigt zijn korsetten op met donkergroene glimmende hanenveren, een col van lang blond mensenhaar en franjes van kralen. [4]
- vechtersbaas, ruziezoeker
- bazige vrouw
- pronker
Gangbaarheid
- Het woord 'hanenveer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hanenveer' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- hanenveer op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Moses Isegawa Ontsproten aan een zandige bodem
- NRC Lukas Keijser 2 augustus 2001 Van kinky naar couture
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.