godswoord
Nederlands
Woordafbreking
- gods·woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van god zn en woord zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | godswoord | godswoorden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
godswoord o [1]
- een 'uitspraak' van god zoals deze in de Bijbel staat
- ”Christendom roept niet op tot geweld”. Onder deze kop bestrijdt ds. J. R. Visser de opvatting dat het christendom zou aanzetten tot geweld (RD 23-11). Ik citeer: „Met geweld mensen dwingen te ‘geloven’ in de Heere als de enige God heeft niet met het christelijk geloof te maken.” Dit is duidelijke taal waar ik hartelijk mee instem. Wat het komen tot bekering en geloof betreft geldt het Godswoord: „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden” (Zach. 4:6). [2]
- De doopfestiviteiten, voorafgegaan door een speechje van Sandra Remer en een Godswoord van evangelist McConnel, leken nog even mis te gaan toen De Velde's zoon Stefan er niet in slaagde de fles champagne stuk te smijten tegen de boot, waarna werd besloten de fles maar gewoon te ontkurken. [3]
Gangbaarheid
- Het woord godswoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad Ds. W. van Sorge 02-12-2015 Christen is vergevingsgezind en streeft naar gerechtigheid
- NRC Marc Serné 16 maart 1992 58 graden en het risico van ijsbergen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.