godsvrees

• Geluid:  godsvrees    (hulp, bestand)

• gods·vrees

• samenstelling van  god zn  en  vrees zn  met het invoegsel -s- 

godsvrees v/m [1]

1. het respect en de angst die een gelovige voor zijn god heeft

1. • „Mijn ouders. Zij hielden mij voor dat Godsvrees noodzakelijk is. Verder ben ik gevormd door de studentenvereniging CSFR. Dat was een leerzame tijd; we discussieerden op het scherp van de snede. Verder denk ik natuurlijk aan mijn echtgenote. Als het nodig is, trekt ze aan de rem.” [2] 

1. • Zou het leven zonder ouderwetse godsvrees hem veel vrijheid en vreugde hebben gebracht? De oudere generatie moet dat toen wel hebben aangenomen, maar wat kan hij er nu, veertig jaar later, nog over zeggen? [3] 

1. • Dat we werk een aureool hebben aangemeten, komt natuurlijk niet enkel uit godsvrees. Het 19-eeuwse industrieel kapitalisme heeft het ons ingepeperd: we hebben gedreven en gedisciplineerde werkkrachten nodig. Een boodschap die politici vandaag gretig herhalen: we moeten met z’n allen meer en langer werken (anders kunnen we de vergrijzing niet betalen en de internationale concurrentie niet aan). De gevestigde orde is gebaseerd op loonarbeid. Én op ons eigen verlangen naar consumptiegoederen. [4] 

• godsvrucht

• Het woord 'godsvrees' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'godsvrees' herkend door: