glycogeen
Nederlands
Woordafbreking
- gly·co·geen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘spiersuiker’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afgeleid van het Griekse 'glukus' (zoet) met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glycogeen | glycogenen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
glycogeen o
- (biologie) (scheikunde) een molecuul (polysacharide) waarin dieren energie opslaan
- De voorraad glycogeen die een mens doorgaans heeft is genoeg voor een aantal minuten sporten.
Vertalingen
1. een opvanghuis voor wezen
Gangbaarheid
- Het woord glycogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glycogeen' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.