gezagvoerder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zag·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iem. die het bevel heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
  • Samenstellende afleiding van gezag en de stam van voeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud meervoud
naamwoord gezagvoerder gezagvoerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gezagvoerder m

  1. (beroep) (verkeer), (scheepvaart), (luchtvaart) een persoon op wie de hoogste verantwoordelijkheid rust aan boord van een vlieg- of vaartuig
    • Omdat de gezagvoerder geveld werd door een ziekte, moest de eerste stuurman zijn taak overnemen. 

Gangbaarheid

  • Het woord gezagvoerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.