gezagvoerder
Nederlands
Woordafbreking
- ge·zag·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iem. die het bevel heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
- Samenstellende afleiding van gezag en de stam van voeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezagvoerder | gezagvoerders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gezagvoerder m
- (beroep) (verkeer), (scheepvaart), (luchtvaart) een persoon op wie de hoogste verantwoordelijkheid rust aan boord van een vlieg- of vaartuig
- Omdat de gezagvoerder geveld werd door een ziekte, moest de eerste stuurman zijn taak overnemen.
Gangbaarheid
- Het woord gezagvoerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gezagvoerder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.