gevelsteen
Nederlands
gevelsteen in Hoorn
Woordafbreking
- geĀ·velĀ·steen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gevel zn en steen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevelsteen | gevelstenen |
verkleinwoord | gevelsteentje | gevelsteentjes |
Zelfstandig naamwoord
gevelsteen m [1]
- een bijzonder gevormde steen aan de straatkant van een gebouw of huis waaraan het huis te herkennen is
- Vrouwen tussen de 20 en 26 jaar die hun borsten wel in de openbaarheid willen tonen, kunnen zich op 5 februari melden in museum Flehite in Amersfoort. Daar maakt beeldend kunstenares Loes ten Anscher gipsafdrukken van vrouwenborsten. Het mooiste paar wordt het model voor een gevelsteen, die Ten Anscher gaat maken ter ere van Sint Agatha.[2]
- Vroeger verwees je naar het beroep dat achter de huisdeur werd uitgeoefend (zoals bakker), naar een gevelsteen of versiering aan het huis (Huis met de Hoofden) of naar een markant gebouw (tegenover de kerk). Huisnummering werd ingevoerd in de Franse tijd, rond 1800, om de bevolking in kaart te brengen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gevelsteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gevelsteen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 22 jan. 2013
- de Telegraaf 29 apr. 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.