gering
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘klein, onbeduidend’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
- Afgeleid van het Middelnederlandse ringe (onbeduidend, gering) met het voorvoegsel ge- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gering | geringer | geringst |
verbogen | geringe | geringere | geringste |
partitief | gerings | geringers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gering
- klein in afmeting of getal
- Bij de geringste gebeurtenis is hij al afgeleid.
Afgeleide begrippen
- geringheid, geringschatten
Vertalingen
1. klein in afmeting of getal
Gangbaarheid
- Het woord gering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gering' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.