poco

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·co
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘een weinig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1772 [1]
Afkorting

poco

  1. (afkorting) afkorting voor een politiek correct denkende burger

Verwijzingen

  • Gebruikt in Vlaamse (extreem-)rechtse internetfora met politieke onderwerpen als aanduiding van de multiculturele tegenstander, degene die meer in het bijzonder de islamisering van de westerse cultuur (zoals de verplichting om halal vlees te eten) stilzwijgend toelaat.

Gangbaarheid

  • Het woord poco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Italiaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse paucus

Bijvoeglijk naamwoord

poco m / poca v

  1. weinig, niet veel

Bijwoord

poco

  1. weinig, niet veel


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈpo.ko/
Woordafbreking
  • po·co
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse paucus

Zelfstandig naamwoord

poco m

  1. een beetje
  enkelvoud meervoud
mannelijk poco pocos
vrouwelijk poca pocas

Bijvoeglijk naamwoord

poco

  1. weinig, niet veel

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.