gepruts
Nederlands
Woordafbreking
- ge·pruts
Zelfstandig naamwoord
gepruts o [1]
- het aanhoudend prutsen en de resultaten van dit geklungel en geknoei
- Hou nu toch eens op met dit gepruts. Probeer het probleem nu eens echt op te lossen!
- Buurman en buurman zijn beroemd geworden door hun gepruts.
- Rafaël aspireerde het allerhoogste – ook als jonge kunstenaar. Het is door die oneffenheden in dat jonge werk, het gepruts, gepoets en ongetwijfeld gevloek waarmee correctie op correctie is doorgevoerd, dat de held van later met zijn voeten op aarde komt. Het is alsof de kunstenaar, door de eeuwen heen, zijn adem over je uitblaast. Zacht en plotseling. Net als in het Pantheon. [2]
Synoniemen
- geknoei, gemodder, gestuntel, knoeiwerk, gedoe, dillettantisme, geklieder, gemors, gesukkel, knoeiboel, prulwerk, gehannes, geklooi, gehaspel, gemier, gebroddel
Gangbaarheid
- Het woord gepruts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gepruts' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.