geneugte
Nederlands
Woordafbreking
- ge·neug·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘genieting’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van genoeg met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geneugte | geneugten geneugtes |
verkleinwoord | geneugtetje | geneugtetjes |
Gangbaarheid
- Het woord geneugte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geneugte' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.