geneugte

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·neug·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘genieting’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • afgeleid van genoeg met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geneugte geneugten
geneugtes
verkleinwoord geneugtetje geneugtetjes

Zelfstandig naamwoord

geneugte v [3]

  1. genoegen, genieting
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geneugte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.