genezer
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ne·zer
Zelfstandig naamwoord
genezer m [1]
- (beroep) iemand die geen arts is maar wel zegt mensen te kunnen genezen
- In veel Afrikaanse landen zijn traditionele genezers nog heel belangrijk voor zieke mensen.
- Wereldberoemd was Gerard Croiset (1909-1980). Als paranormaal genezer ontving hij in zijn praktijk in Utrecht dagelijks 80 tot 120 mensen met - onverklaarbaar geachte - klachten als verlamming of een neurologische aandoening. Internationale bekendheid verwierf hij als paragnost die werd ingezet bij talloze vermissingen in binnen- en buitenland, begeleid door professor Tenhaeff. [2]
Synoniemen
- heelmeester, heler, therapeut, wonderdoener
Gangbaarheid
- Het woord genezer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'genezer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.