paragnost
Nederlands
Woordafbreking
- pa·ra·gnost
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘helderziende’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- afgeleid van het Griekse 'gnōstès' (kenner) met het voorvoegsel para- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paragnost | paragnosten |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord paragnost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'paragnost' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.