geeuwen
![](../I/m/Joseph_Ducreux_(French)_-_Self-Portrait%2C_Yawning_-_Google_Art_Project.jpg)
Zelfportret van Joseph Ducreux (1735-1802).
Nederlands
Woordafbreking
- geeu·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gapen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geeuwen |
geeuwde |
gegeeuwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
geeuwen
- inergatief onwillekeurig den mond opsperren en tevens diep inademen en weer uitademen
- Als je iemand hebt zien geeuwen is er een kans van 55 procent dat jij binnen vijf minuten ook zal geeuwen.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord geeuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geeuwen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.