geblèr

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·blèr
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling blèren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geblèr
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geblèr o [1]

  1. (pejoratief) aanhoudend luidruchtig huilen, schreeuwen of zeuren
    • Er wordt ook gezongen, haast een spirituele ervaring. Geen etherisch gezang zoals in de gregoriaanse rite, meer het geblèr van de gereformeerde kerkdienst, zij het oneindig veel luider en minder harmonisch. [2] 
    • De experts van het Van Gogh Museum in Amsterdam hebben volstrekt gelijk niet zonder meer in te gaan op dat goedkope ’geschreeuw’ van Bogomila. Haar geblèr is ordinaire ’Bogus’: iets dat tijdelijk aandacht trekt maar weinig tot niets voorstelt, behalve een sneue poging tot beroemdheid en snel verdiend veel geld. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geblèr staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.